|
De perioden van activiteit bovengrond in de mijnbedrijven worden eveneens gelijkgesteld met arbeidsperioden in de ondergrond als deze zijn uitgevoerd door de werknemer, onderworpen aan het socialezekerheidsstelsel voor mijnwerkers die, toen hij in de ondergrond werkte, er er niet langer kon werken ingevolge fysieke ongeschiktheid, op voorwaarde dat hij op dat moment ten minste 10 jaar gewoonlijke en hoofdzakelijke tewerkstelling (185 dagen van 4 uur) als mijnwerker bewijst, waarvan 5 jaar in de ondergrond.
|
|
Les périodes de travail à la surface dans les entreprises minières sont également assimilées à des périodes de travail souterrain lorsqu’elles ont été effectuées par le travailleur, soumis au régime de la sécurité sociale des ouvriers mineurs qui, alors qu’il était occupé au fond, en a été écarté par suite d’une incapacité physique, à condition de prouver à ce moment-là d’une occupation habituelle et en ordre principal (185 jours de 4 heures) d’au moins 10 années en tant que mineur, parmi lesquelles 5 au fond.
|