|
Możecie krótko zostać tutaj, jak również w Galilei, aby wydobrzeć po szoku przejścia od fałszywego bezpieczeństwa autorytetu tradycjonalizmu do nowego porządku autorytetu faktów, prawdy i wiary w najwyższe rzeczywistości żywego doświadczenia.
|
|
(2044.2) 191:6.1 Enquanto os onze apóstolos estavam a caminho da Galiléia, chegando ao fim da sua viagem, na terça-feira, 18 de abril, por volta das oito e meia da noite, Jesus apareceu para Rodam e oitenta outros crentes, em Alexandria. Essa foi a décima segunda aparição do Mestre, na forma moroncial. Jesus apareceu diante desses gregos e judeus no exato momento em que o relato sobre a crucificação estava sendo concluído por um dos mensageiros de Davi. Esse mensageiro, sendo o quinto da série de corredores de Jerusalém a Alexandria, havia chegado em Alexandria mais tarde e, imediatamente depois de ter a sua mensagem entregue a Rodam, ficou decidida uma convocação dos crentes para receberem, do próprio mensageiro, essa palavra trágica. Por volta das oito horas, o mensageiro, Natam, de Busiris, veio diante desse grupo e contou com detalhes tudo o que havia sido dito a ele pelo corredor anterior. Natam terminou a sua narrativa tocante com estas palavras: “Mas Davi, que nos envia estas palavras, relata que o Mestre, ao prever a sua morte, declarou que iria ressuscitar”. E mal Natam falou, o Mestre moroncial apareceu ali, para ser visto plenamente por todos. E quando Natam sentou-se, Jesus disse:
|
|
Jullie moeten niet alleen de vreugden van de hemel verkondigen, maar in je dagelijkse ervaring ook deze geest-realiteiten van het goddelijke leven vertonen, aangezien jullie het eeuwige leven reeds hebben, als het geschenk van God, door geloof. Wannneer jullie geloof hebben, wanneer er kracht van boven, de Geest van Waarheid, op jullie is gekomen, zullen jullie je licht hier niet achter gesloten deuren verbergen: jullie zult de liefde en de barmhartigheid van God aan de hele mensheid bekend maken. Uit vrees vluchten jullie nu weg voor de feiten van een onaangename ervaring, maar wanneer jullie gedoopt zult zijn met de Geest van Waarheid, zullen jullie moedig en met vreugde uitgaan om de nieuwe ervaringen het hoofd te bieden van de verkondiging van het goede nieuws van het eeuwige leven in het koninkrijk Gods. Jullie mogen hier en in Galilea een korte tijd blijven om je te herstellen van de schok van de overgang van de valse zekerheid van het gezag van het traditionalisme naar de nieuwe orde van het gezag van feiten, waarheid, en geloof in de allerhoogste realiteiten van de levende ervaring. Jullie missie aan de wereld is gebaseerd op het feit dat ik een God-openbarend leven onder jullie heb geleid, op de waarheid dat jullie en alle andere mensen zonen van God zijn; jullie missie zal bestaan uit het leven dat jullie onder de mensen zullen leiden – de daadwerkelijke, levende ervaring van het liefhebben van mensen en het dienen van mensen, net zoals ik jullie heb liefgehad en jullie heb gediend. Laat jullie geloof jullie licht aan de wereld openbaren; laat de openbaring van waarheid de ogen openen die door traditie zijn verblind; laat jullie liefdevolle dienen doeltreffend de vooringenomenheid die door onwetendheid wordt teweeggebracht, vernietigen. Door op deze manier naast jullie medemensen te gaan staan, met begripvol medegevoel en met onbaatzuchtige toewijding, zullen jullie hen binnenleiden in de reddende kennis van de liefde van de Vader. De Joden hebben goedheid verheerlijkt, de Grieken hebben schoonheid verheven, de Hindoes prediken devotie, de asceten ver weg onderrichten eerbied, de Romeinen eisen trouw, maar ik vraag leven van mijn discipelen, namelijk het leven van liefdevolle dienstbaarheid aan jullie broeders in het vlees.’
|
|
191:4.3 „Rahu olgu teiega. Te kõik teate, et meil on üks taevane Isa ja et on vaid üks taevariigi evangeelium — hea sõnum inimestele kingitud igavesest elust, mille inimesed saavad usu kaudu. Tundes rõõmu oma truudusest evangeeliumile, paluge tõe Isal valada eneste südameisse uut ja suuremat vennaarmastust. Te peate armastama kõiki inimesi nii, nagu mina olen teid armastanud; te peate teenima kõiki inimesi, nagu mina olen teid teeninud. Tervitage mõistva osavõtlikkuse ja vennaliku kiindumusega kõiki oma vendi, kes on pühendunud heade sõnumite kuulutamisele, olgu nad juudid või paganad, kreeklased või roomlased, pärslased või etiooplased. Johannes kuulutas saabuvat taevariiki, teie olete täiest jõust evangeeliumi jutlustanud, kreeklased õpetavad juba häid sõnumeid ja mina saadan peagi Tõe Vaimu kõigi nende südameisse, mu vennad, kes on nii isetult pühendanud oma elu vaimupimeduses kaaslaste valgustamisele. Te kõik olete valguselapsed, ärge siis komistage surelike kahtlustustest ja inimlikust sallimatusest põhjustatud väärarusaamade sasipuntrasse. Kui usu kaudu leitud arm on teid sedavõrd ülendanud, et armastate uskmatuid, kas ei peaks te siis sama palju armastama neidki, kes on teie usukaaslased kaugelelevivas usukogukonnas? Pidage meeles, et teie omavahelise armastuse järgi tunnevad kõik inimesed ära, et te olete minu jüngrid.
|